Updated 18/03/2022
GHOST
Impera
Sinds de release van het vorige album 'Prequelle' is de populariteit van het Zweedse Ghost fameus de hoogte ingeschoten. Daarvoor deed de act rond de steeds van alter ego wisselende Tobias Forge het natuurlijk ook al niet slecht, maar de combinatie van stevige, doch swingende en poppy rockers ('Danse Macabre' werd zelfs een heuse radiohit) en een flink aantal bombastische en meezingbare ballads bleek op alle vlakken een waar schot in de roos te zijn. Op alle vlakken? Wel, misschien werd het voor de fans van het eerste uur misschien toch allemaal net iets te proper en gelikt en waren de scherpe randjes er toch iets te zeer afgevijld. Die 'kritieken' lijkt Forge ter harte hebben genomen, want hoewel op het nagelnieuwe 'Impera' de formule van 'Prequelle' grotendeels intact blijft, is de gitaar opnieuw uitdrukkelijker aanwezig en werd het aantal ballads toch een stuk teruggeschroefd. Dat wordt na het inleidende 'Imperium' al meteen duidelijk bij echte opener 'Kaisarion', een rechtgeaarde rocker in onvervalste Iron Maiden-traditie en meteen de meest uptempo song die Ghost ooit op plaat zette. De vlotte riffs, het superaanstekelijke refrein en een bridge die wel van Rush had kunnen zijn, zorgen gewoon voor een instant klassieker. Dat Forge wederom niet te beroerd is om te verrassen zal wellicht niemand verbazen, maar dat dit al zou gebeuren bij de tweede track is toch vrij opmerkelijk. In 'Spillways' trekt men immers alle popregisters open en solliciteert men zonder verpinken naar titel van 'feel good hit van het jaar'. 'Spillways' is 'Danse Macabre' in het kwadraat en mixt Abba, Toto en Uriah Heep tot de meest swingende, catchy (en misschien zelfs een beetje foute) oorwurm van de voorbije jaren. Topsong! 'Call Me Little Sunshine' en 'Hunter's Moon' zijn ondertussen al gemeengoed geworden en illustreren perfect de combinatie van jaren tachtig grandeur, stevige, maar toegankelijke riffs en sterke refreinen waar Forge stilaan een patent op heeft. 'Watcher In The Sky' doet er wat dat betreft nog een schepje bovenop en doet regelmatig denken aan hetgeen Ozzy Osbourne bracht ten tijde van 'No More Tears'. In het tweeluik 'Dominion' en 'Twenties' trekt men opnieuw de kaart van de verrassing. Pompend, heavy en ondersteund door nerveuze orkestratie en een opvallende reggaeton beat schetst een agressief klinkende, maar desondanks swingende Forge hier een satirisch en verontrustend beeld van het komende decennium door parallellen met de vorige jaren 20, de zogenaamde 'roaring twenties', te trekken. Met 'Darkness At The Heart Of My Love' zijn we aanbeland bij de enige echte (power) ballad van de plaat en ook hier gaat Ghost tot aan het gaatje. Elk mogelijk cliché van de stadion/arenarock (akoestische gitaren, brede, zwaardere uithalen, meerstemmige zang, sfeervolle synths en effecten, …) komt voorbij, maar ondanks deze blauwdruk voor een mierzoet stroopfestijn krijgen we toch een frisse en krachtige song op ons bord die het live ongetwijfeld erg goed gaat doen. 'Griftwood' lijkt daarna een wat grijzer nummer te zijn, maar ook hier doen de weerhaakjes in het aanstekelijke refrein goed hun werk en merk je dat je toch weer enthousiast zit mee te knikken. Het is een kunst op zich, natuurlijk. Afsluiter 'Respite On The Spitalfields' (ingeleid door het zeer korte en vrij overbodige 'Bite Of Passage') is de 'Monstrance Clock' van dienst en doet alles wat men van een grootse apotheose verwacht: nog één keer knallen op alle vlakken en zowel muzikaal als vocaal vuurwerk bieden. 'Impera' de logische volgende (en quasi perfecte) stap in de carrière van Ghost noemen, is dus in feite een understatement van jewelste. Het is een plaat geworden waarmee de band het etiket 'headliner van morgen' definitief kan afschudden en daadwerkelijk de hoogste plaatsjes op grote festivals kan invullen.