Updated 17/05/2022
GRAHAM BONNET: Leven na Alcatrazz
De carrière van Graham Bonnet beslaat ondertussen zeven decades en balanceert tussen de pop van The Marbles, de classic rock van Rainbow en de power hardrock van Alcatrazz. Voeg daar nog een stel zijsprongen aan toe met onder andere Michael Schenker, Impellitteri of Forcefield en er is steeds gespreksstof genoeg. Aan de vooravond van de release van het nieuwe Graham Bonnet Band-album ‘Day Out In Nowhere’ hadden we een levendige Zoom-meeting tussen Californië en Vlaanderen.
Je hebt recent besloten om je eigen band Alcatrazz te verlaten. Dat was even schrikken!
‘Om eerlijk te zijn, klikte het niet goed meer met de band, zowel vriendschappelijk als muzikaal. Ik wilde iets anders doen en besloot om verder te gaan met de Graham Bonnet Band. Het verhaal is echter nog niet ten einde. Ik wil mijn eigen versie van Alcatrazz opzetten met gitarist Jeff Loomis. De anderen hebben ook hun versie. Op dit moment is er een juridische kwestie die wordt uitgezocht over het gebruik van de naam, maar ik hoop dat die bij mij kan blijven. Ik richtte vele jaren geleden de band op in mijn garage en het blijft mijn band. De anderen willen de naam. Ze kunnen die eventueel hebben, maar niet de muziek! Ze doen maar wat ze graag doen, maar ze kunnen niet schrijven zoals ik en de zanger (Doogie White – GR) kan niet zingen zoals ik (lacht). Het hele concept van die band is gebaseerd op mijn stem en de manier waarop ik songs schrijf. Maar goed, we zijn in volle onderhandeling en het is niet prettig.’
De nieuwe plaat heeft met ‘Day Out In Nowhere’ een intrigerende titel. Het is tevens een song op de plaat. Waarom koos je deze titel?
‘We waren het snel eens over die titel. Het is iets wat je de vraag doet stellen waar dit over gaat. De aanleiding voor die song gebeurde tijdens een rit in Rusland. Ik denk dat we richting Sint-Petersburg aan het rijden waren en we keken uit het raam en ik werd gewaar dat er buiten iets vreemds aan de gang was. Er waren geen vogels te zien, geen hond die blafte, geen paarden in de wei. Dat was vreemd omdat het voordien helemaal niet zo was. We zagen vogels en van alles wat bewoog. Plots was alles stil. Dikwijls zie je dode dieren langs de weg, maar ook dat was er niet. Ik vermoed dat het iets te maken had met de boeren die ofwel een soort gas, ofwel elektriciteit gebruikten om de dieren weg te houden van de gewassen. Ik ben maar aan het gissen hoor, weten doe ik het niet, maar dit fenomeen duurde ongeveer tien mijlen lang. Vandaar komt het idee dat we in het ‘nergens’ waren. Toen we verder gingen en een stad naderden, zagen we plots weer vogels en dieren.’
“Ik ben blij dat ik oud ben, want het alternatief is de dood.”
Je schrijft in je teksten niet zomaar wat, je wil er duidelijk een betekenis in leggen. Hoe schrijf je teksten?
‘Wel, ik vertrek vanuit de melodie. Nu werk ik aan een album met Jeff Loomis, dat wordt mijn Alcatrazz-plaat en het is soms lastig om nieuwe thema’s te vinden. Ik ben geen mens van fantasieën over kastelen en draken (toont de bokkengroet), dat ben ik niet (lacht). Ik wil over reële zaken schrijven. Ik zie zaken op tv en daar kan ik over schrijven. De wereld neemt een vreemde wending op dit moment. Er gebeuren angstaanjagende zaken. Weet je, doodshoofden en zombie-stuff is niet bangelijk, de realiteit is bangelijk. Ik schreef een paar jaren geleden ‘The Beast In The Shadows’ voor Michael Schenker en het is niet wat je zou denken. Het gaat over Alzheimer waarmee ik geconfronteerd werd via mijn vader en mijn broer. Dat is pas realiteit. Het is iets waar ik sterk bij betrokken ben en beangstigend voor mezelf, want het zit in de familie. Word ik op een dag ook wakker zonder te weten waar ik ben? Dat is wat gebeurde met mijn broer en hij had de leeftijd die ik nu heb. Begrijp me niet verkeerd, wie graag fantasieverhalen schrijft mag dat best doen, maar het is al zoveel gedaan. Ik ben dat stadium voorbij.’
De openingstrack ‘Imposter’ heb je gekozen als eerste single en video. Waarom net dat nummer?
‘Het gaat over ouder worden en in de spiegel kijken en je afvragen wie dat is die je daar ziet. Het lijkt wel of je niet naar jezelf kijkt, maar naar je vader. Als ik in de spiegel kijk dan vraag ik me soms af hoe ik er binnen tien jaar ga uitzien. Hopelijk leef ik dan nog. Het is verrassend hoe ons lichaam verandert met de leeftijd. Wie zien eruit als iemand anders. Ik ben nu 74 jaar en ik doe geen moeite om er jonger uit te zien. Ik kan ermee leven. Ik kan nu een hoed dragen en er goed uitzien (lacht). Ik ben nu best blij dat ik oud ben, want het alternatief is de dood (lacht).’
Een meer uitgebreide versie van dit artikel lees je in RT 207.