Updated 29/07/2022
SOULFLY: Terug naar vroeger
Soulfly – het geesteskind van Max Cavalera – bestaat ondertussen meer dan twee decennia en met ‘Totem’ verschijnt album nummer twaalf. Waar hij in het prille begin van Sepultura de nummers vorm gaf door dagenlang te jammen met zijn broertje Igor, gebeurde nu hetzelfde met zoon Zyon. Samen met goede vriend en producer Arthur Rizk, die de ontslagen Marc Rizzo verving en de leadgitaarpartijen inspeelde, creëerden ze een verrassend fris klinkend album dat net zoals die eerste Sepultura-albums uiterst agressief en rauw klinkt.
‘Totem’ is jullie twaalfde album. Werd er anders tewerk gegaan?
‘Ik wilde teruggaan naar vroeger. Ik zat thuis opgesloten met mijn zoon en tevens drummer Zyon. Met hem heb ik een connectie zoals ik die vroeger had met mijn broer Igor. In de begindagen van Sepultura jamde ik dagenlang met Igor en daar wou ik terug naartoe. Ik vind dat alles het vlotst verloopt met twee mensen, niet met meer. Toen we naar de studio vertrokken, was elk nummer zo goed als klaar. Dat jammen heeft door de lockdown bijna twee jaar geduurd. Door alle coronamaatregelen kon ook niet iedereen aanwezig zijn in de studio. Het waren enkel Zyon, producer Arthur Rizk en ikzelf. Onze bassist Mike Leon nam zijn partijen op in Florida en stuurde ze dan digitaal door. Marc Rizzo was juist ontslagen. Arthur kende hier en daar wat mensen, maar besloot zelf de leadgitaarpartijen te spelen. Het was het eerste album ooit in mijn carrière waar op voorhand niet was uitgestippeld waar we naartoe wilden gaan. Ik hield wel van het avontuurlijke van dat schrijfproces. Soms zaten we in het midden van een nummer en wisten niet waar naartoe te gaan. Er zijn duizenden wegen die we konden volgen, we kozen telkens de leukste eruit. Soms zat er ergens een pauze in een nummer en dan zei ik tegen Zyon dat hij het mocht opvullen met de gekste drumpatronen die hij kon bedenken. Het had wat weg van ‘Clandestine’ en ‘Left Hand Path’, die eerste Entombed-platen, die lekker primitief en rauw klinken met heel veel agressie erbij. Zo werd ‘Totem’ het eerste album dat volledig in alle vrijheid werd geschreven zonder ergens aan gebonden te zijn. Ik heb me letterlijk overgegeven aan de muziek en ik heb metal me laten meenemen waar het naartoe wilde gaan.’
‘Totem’ leunt dichter aan tegen death metal dan tegen thrash. Elk album lijk je harder te gaan spelen.
‘Ik voel wat er rond me heerst en dat laat ik vloeien in de muziek. Het gaat heel natuurlijk. De plaat en de thema’s hebben de natuur als symbool. Het is een soort hogere macht en wij maakten nummers over de schoonheid en de kracht ervan, gemixt met metal. We hebben heel wat rondgetourd met death metalbands zoals Suffocation. Ik merk van mezelf dat ik ook steeds naar zwaardere muziek begin te luisteren en dat alles zal wel zijn invloed hebben gehad op het eindgeluid. De muziek brengt me op de juiste plaats en ik geef me eraan over. Ik laat de riffs me leiden. Ik was deze keer erg geïnspireerd door het zuidwesten van Amerika en de woestijn. Het is een spirituele plaats vol mystiek. Ik reisde rond in Monument Valley en de Superstition Mountains. Dat laatste is een fascinerende plaats en ligt op amper een uur rijden van mijn huis. Het is er heel krachtig en mooi en er hangt een vreemde aura. Het openingsnummer ‘Superstition’ gaat daarover. Luister maar naar het refrein: ‘Superstition, harder than stone’ want die berg is harder dan steen.
Het debuut kwam uit in 1998. ‘Roots’ was twee jaar oud en je verliet Sepultura toen de band op zijn hoogtepunt was. Had je ooit twijfel of schrik of Soulfly wel zou aanslaan?
‘Eigenlijk wel, maar die dingen weet je nooit op voorhand. Twijfel was er niet echt, ik was eerder kwetsbaar. Schrik had ik ook niet. Ik bevond me al op de bodem, dus wat zou er nog slechter kunnen gaan? Ik kon niet meer dieper zakken, de enige weg was naar boven toe. Ik wilde muziek schrijven vanuit mijn hart en spelen waar ik in geloofde. In die tijd zocht ik naar de juiste mensen om me te helpen en dat waren de drie mensen uit de toenmalige bezetting. Als ik nu terugkijk naar het debuut, was het een rare plaat. Het was een soort ‘Roots’, maar dan ook zoveel meer. Het was een geheel nieuwe manier om een plaat te maken met instrumentale dingen en gastbijdragen. Ook mijn eigen schrijven was anders. Zo is ‘Eye For An Eye’ nog steeds één van mijn favoriete nummers. Het lijkt eenvoudig en zelfs wat kinderachtig, maar ondanks die primitiviteit straalt het zoveel kracht uit. Na al die jaren speel ik het nog steeds graag. Volgens mijn bescheiden mening als Braziliaanse jongen is het ongelofelijk wat ik bereikt heb, zelfs met alle gekke dingen. Het was zo een fantastische reis.’
Een meer uitgebreide versie van dit artikel lees je in RT 208.