Updated 23/09/2024
THE DEAD DAISIES: Heerlijk ouderwets
Als we het over het Australisch-Amerikaanse gezelschap The Dead Daisies hebben, spreken al lang niet meer van een vaste ‘band’. In een vorig interview omschreef gitarist Doug Aldrich het als een ‘collectief’, waar een aantal gereputeerde muzikanten nu eens wel en dan weer niet deel van uitmaken. Dat betekent niet dat de (ex-)leden vechtend over straat rollen. De Daisies houden er eerder een ‘wie beschikbaar is, doet mee’-concept op na. En daar hebben wij geen enkel probleem mee, want zowel de klassieke seventies hardrocksound als de kwaliteit van de albums blijven steevast overeind. Zopas verscheen ‘Light ‘Em Up’, plaat nummer zes en het vierde album met onze gesprekspartner John Corabi achter de microfoon.
Jouw onverwachte terugkeer bij The Dead Daisies was duidelijk een succes, anders zaten we hier niet over de nieuwe plaat te praten.
‘De fans hebben mij inderdaad wereldwijd getrakteerd op een warme welcome back. Voor de buitenwereld was die comeback misschien een verrassing, maar voor mij niet. Toen ik een jaar of vijf terug een pauze nam, ging ik niet op slechte voet weg. Ik ben al die tijd bevriend gebleven en praatte regelmatig met iedereen in de band en zelfs met het management. Op een gegeven moment waren ze aan het repeteren voor de ‘Best Of’ tournee. Mét Glenn Hughes, maar die werd ziek. Ik kreeg een telefoontje of ik vrij was, vloog naar New York en repeteerde tien dagen met de band, in eerste instantie om hen uit de brand te helpen tot Glenn terug fit was. Toen het bericht kwam dat hij dan toch niet zou terugkeren, werd daar niet veel verder over gepalaverd: ik zou ook de tour zelf doen. We hebben veel plezier gehad en het publiek omarmde mijn terugkeer volledig. Na de tour zeiden Doug en David: “Laten we een nieuwe plaat maken”. Ik kan me niet herinneren dat ze expliciet vroegen of ik wilde meedoen, dat vonden ze blijkbaar vanzelfsprekend, en ik zag er ook geen graten in. Ik was van plan om een soloalbum op te nemen, maar echt concreet was dat niet, dus had ik tijd en trok mee de studio in om nummers te schrijven en op te nemen. Een deel daarvan staat nu op ‘Light ‘Em Up’, maar we namen ook een bluesrockplaat op die volgend jaar uitkomt. Dus we zijn erg productief geweest, we hadden het allemaal erg naar onze zin.’
Als we een overzicht maken van wie allemaal in ‘het collectief’ zit of zat, hebben we al snel een pagina vol. Maar iemand moet toch de rol van kapitein op zich nemen om het schip door de golven te leiden?
‘Als je doelt op een echte bandleider die strikt de lijnen uitzet, moet ik je teleurstellen. Die is er niet. David (Lowry) en het management zorgen er wel voor het schip niet op de klippen loopt, als je het zo wilt noemen, maar het is ook en vooral een heel natuurlijk proces. Dat slaat ook op het schrijven van de songs. Ik ben natuurlijk betrokken bij alle nummers omdat ik nu eenmaal de teksten en de melodieën schrijf, maar ik heb, net als David en Doug, ook riffs bedacht en zelfs gitaar gespeeld. Het was echt een soort ‘band’-ding en dat is trouwens altijd zo geweest. We zetten een Dropbox-map op en iedereen zet daar dingen op of voegt zaken toe. Uit die bunch of riffs, zoals ik het noem, pikken we dan samen de elementen uit die tot een song kunnen uitgroeien. Dat verfijnen we verder in de repetitieruimte tot een afgewerkt nummer, waar ik dan een tekst op plak. Ik had zelf één song geschreven met Marti voor mijn terugkeer en de jongens vonden dat blijkbaar zo goed dat we dat ook hebben opgenomen, maar voor de rest … We werken er samen aan in één ruimte. We spelen allemaal met ons gezicht naar elkaar toe en bespreken hoe we het willen hebben. Voor mij is het werk met de Daisies niet wat ik wil doen of wat Doug wil doen of wie dan ook wil doen. Het is echt een gezamenlijke inspanning van de band.’
Met de gezichten naar elkaar toe spelen in dezelfde ruimte, is klaarblijkelijk van groot belang, want ook Glenn en Doug wezen ons daar in het verleden al op.
‘Ik denk dat elke band dat zou moeten doen. Als je teruggaat naar de grote bands waar we allemaal naar luisteren, zoals The Beatles, The Rolling Stones, Led Zeppelin, … zij hebben hun beste werk geleverd door samen in de studio te zitten. Een drummer doet wat dingetjes, de gitarist of bassist haakt daar op in en voor je het weet, ga je er helemaal voor. Ik denk dat iedereen dan van elkaar profiteert, net als van de energie die ontstaat in zo’n sessies. Je voedt je met elkaar. Je speelt het live en terwijl we het nummer schrijven, draait de recorder mee zodat we de ideeën niet vergeten. Ik ben ervan overtuigd dat de beste platen op die manier zijn opgenomen. Ik hou er niet van als eerst de drummer binnenkomt, zijn partij speelt en het dan afbolt om pas dan de bassist of gitarist binnen te laten om iets te spelen op basis van wat hij op tape hoort.’
Veel jongere bands hebben daar vandaag een andere mening over …
‘… en dat is prima voor mij, ze moeten vooral doen waar ze zich goed bij voelen. Ik heb vroeger ook zo gewerkt, dat geef ik grif toe. Ik schrok me bijna dood toen ik voor het eerst bij de Daisies kwam en onze manager zei dat we naar Australië gingen en we een maand kregen. Ik had zoiets van: wacht, een maand? Om een plaat te schrijven, te mixen en te masteren? Ik was in paniek. Ik dacht, dit is gekkenwerk. Tot ik me de documentaire ‘The Making of Machine Head’ van Deep Purple herinnerde. Je weet wel, dat hele verhaal over dat ze naar Montreux gingen en alle problemen met het Grand Hotel dat tot de grond toe afbrandde en dat ze naar een tweede locatie moesten gaan en dan naar een derde … Maar ze hebben het gedaan en die absolute klassieker gemaakt in ongeveer tweeënhalve week tijd. Samen. In één kamer. Ik dacht: oké als zij het kunnen, dan is het duidelijk dat het kan. Zo doen we het voortaan ook. En het lukt perfect.’
Een meer uitgebreide versie van dit artikel lees je in RT 225.